Ambitie

Joep Wennemars, Tim Prins en Jenning de Boo

Een strijd op het scherpst van de snede om het hoogst haalbare, dat is wat we mooi vinden als sporters en sportliefhebbers, toch? Maar is de ambitie die daarvoor is vereist wel gezond? Bestaat er zoiets als ‘gezonde ambitie’? Is ambitieloos door het leven gaan gezond? 

In een maatschappij die zucht onder prestatiedruk, roept ambitie niet bij iedereen direct een positief beeld op. Een mogelijke reden is dat ambitie veelal wordt geassocieerd met ‘streven naar het hoogst haalbare’, waarbij ‘het hoogst haalbare’ wordt gedefinieerd als ‘de allerbeste zijn’. Dat is begrijpelijk omdat in onze maatschappij prestaties en succes worden afgemeten aan hoe je het doet ten opzichte van anderen. Topsport is daarvan een iconisch voorbeeld. Topsporters willen anderen verslaan, de beste zijn, kampioen worden en goud halen. Zo zegt Johan de Wit, coach van de Japanse schaatster en olympisch kampioen Miho Tagaki over zijn pupil: “Ze wil goud winnen op de olympische 1500 meter …. Dat is de enige reden waarom ze is blijven schaatsen.” Haar Nederlandse concurrent en wereldkampioen Antoinette Rijpma-de Jong reageert: “Dan hebben we hetzelfde doel ….. Maar dat doel heeft iedereen: olympisch goud.”

Ook in het bedrijfsleven, in het onderwijs, in de kunst en politiek, bijvoorbeeld, worden bonussen, prijzen, cijfers, titels en onderscheidingen gebaseerd op competitie en vergelijkingen met anderen. Het streven naar het hoogste inkomen, de hoogste cijfers, en de hoogste status wordt vaak aangeduid als ‘ambitie’. Maar ambitie betekent meer: ambitie is het consistent volharden in het streven naar gewenste uitkomsten. Dat is dus niet hetzelfde als de beste willen zijn, of grenzen willen verleggen. En het streven naar ‘geld, cijfers en status’ versus ‘geluk, vrijheid en persoonlijke groei’ is geen tegenstelling tussen ‘ambitie’ en ‘ambitieloosheid’ zoals soms wordt gesuggereerd. Het geeft alleen aan dat mensen verschillen in de uitkomsten die ze wensen en nastreven. 

Een ander misverstand is dat ambitie alleen betrekking heeft op prestatiedomeinen als sport, werk, politiek en studie. Het is logisch dat het daar in eerste instantie mee wordt geassocieerd. Immers, op die gebieden wordt vaak formeel geëvalueerd op basis van vergelijkingen met anderen in de vorm van wedstrijden, beoordelingsgesprekken, verkiezingen of examens. Maar mensen kunnen ook ambitieus zijn op persoonlijk vlak, bijvoorbeeld als ouder, reiziger, of muziekliefhebber. Of ambities hebben op sociaal-maatschappelijk vlak. Iemand kan, bijvoorbeeld, ambitieus aan armoedebestrijding doen, of zich ambitieus inzetten tegen discriminatie, dierenleed of analfabetisme. Consistente volharding en streven naar gewenste uitkomsten vindt plaats op alle vlakken. Verder zijn ambitieuze mensen vertegenwoordigd op alle niveaus (lokaal, nationaal, internationaal), op alle typen scholen en organisaties, en in alle lagen van de bevolking. 

Dat is eigenlijk zo logisch als wat; iedereen wil immers iets van het leven maken? Stel je voor, een ambitieloos leven waarin je niets wilt en geen doelen hebt. Leef je dan nog wel? Als mensen even niets willen, dan gaan ze vaak al snel op zoek naar iets wat ze leuk, nuttig of betekenisvol vinden om te doen. Mensen die zeggen geen ambities te hebben, bedoelen vaak geen ambities op het vlak van sport, werk, school, cultuur of politiek. Ze willen bijvoorbeeld niet iedere dag gaan trainen, niet zestig uur per week werkenniet doorgroeien naar hogere niveaus in een organisatie, niet mede-eigenaar of partner worden, niet voorzitter worden, of niet gaan studeren of promoveren aan een universiteit. Maar ze willen dan wel, bijvoorbeeld, een Alpaca boerderij beginnen, of een taal gaan leren, of veel gaan reizen, of zich meer voor het milieu en klimaat gaan inzetten. Maar ook dat is ambitie! Een boerderij, een taal, een reis, of meer schone energie zijn dan de gewenste uitkomsten, en wellicht op langere termijn duurzaamheid, persoonlijke ontwikkeling, internationale samenwerking, of een betere wereld voor iedereen. 

Kortom, zonder ambitie is er geen actie, gebeurt er niets, is er geen leven. Verder is ambitie niet hetzelfde als ‘de beste willen zijn’, en is ambitie niet inherent gerelateerd aan een bepaald (prestatie)domein noch aan een bepaald niveau. 

Wat bepaalt nu of ambitie gezond is? Ambitie kan namelijk ook gepaard gaan met prestatiedruk en gezondheidsklachten.

Dat heeft ten eerste te maken met hoe de ambitie in de praktijk wordt vormgegeven. Als het in ernstige mate ten koste gaat van belangrijke waarden als vriendschap, gezondheid, verantwoordelijkheid, samenwerken, zingeving of rechtvaardigheid, dan kan het leiden tot zelfdestructie in plaats van zelfontplooiïng. Mensen met een gezonde ambitie kennen hun prioriteiten in het leven, weten waarom ze de dingen doen die ze doen, en weten ook wanneer het tijd wordt voor iets anders. Schaatster Irene Schouten, bijvoorbeeld, meervoudig olympisch en wereldkampioen, is onlangs gestopt met topsport omdat ze “…. niet meer de droom heeft voor nog een Olympische Spelen …. ik verlang gewoon naar andere dingen.”

Daarbij is het belangrijk dat ambitie een activiteit betreft die intrinsiek als leuk en plezierig wordt ervaren. Doe je niets liever dan volleyballen, reizen, politiek bedrijven, zorg verlenen, studeren, of ondernemen? Zou je dat – als het ware – ook doen als je er geen geld, erkenning, punten of medailles voor zou krijgen? Zo ja, dan is er sprake van gezonde ambitie. 

Dat kan ook het geval zijn als de activiteit an sich niet persé als ‘het allerleukste’ wordt ervaren. Maar dan moet het wel een doel dienen dat voor de persoon in kwestie belangrijk is. Veel mensen doen bijvoorbeeld aan sport of fitness omdat dat goed is voor hun gezondheid, waar zij (vanzelfsprekend) veel waarde aan hechten. Of omdat familie en vrienden ook sporten en dat zij niets liever doen dan samen met hen wat-dan-ook te doen. Sec genomen spreken we dan van extrinsieke motivatie omdat de activiteit zelf niet als intrinsiek leuk wordt ervaren, maar dat het wel gewenste opbrengsten oplevert (zoals vermaak, fitheid, of saamhorigheid). 

De basis van ‘gezonde ambitie’ is derhalve ‘autonome motivatie’. Bij autonoom gemotiveerde personen rust de ambitie op innerlijke pijlers. Zij kiezen zelf en in alle vrijheid voor een activiteit omdat zij die interessant, leuk, nuttig of betekenisvol vinden, omdat het past bij andere dingen die zij belangrijk vinden in het leven, of omdat het hun persoonlijke ontwikkeling ten goede komt. Autonome motivatie houdt verder in dat men zelf (mede)bepaalt hoe, wat, waarom, waar en met wie de activiteit wordt vorm gegeven en uitgevoerd. Ambitie gestoeld op autonome motivatie gaat gepaard met passie en plezier.

Bij ‘ongezonde ambitie’ is er daarentegen sprake van ‘gecontroleerde motivatie’, ook wel aangeduid als ‘moetivatie’. De drijfveer is dan niet de (instrumentele) waarde van de activiteit zelf, maar het gevoel dat het ‘moet’. Veelal ligt de focus daarbij op extern bepaalde prikkels als erkenning of afkeuring door anderen (coach, leidinggevende, leraar, ouders, familie, collega’s), punten, geld, prijzen, subsidies, aanzien of status. Wanneer dit soort externe prikkels wegvalt, zal de betreffende persoon de activiteit waarschijnlijk niet uitvoeren of beëindigen. 

Soortgelijke druk kan ook door de persoon zelf worden ontwikkeld en in stand worden gehouden. Bij deze zogenaamde geïntrojecteerde regulatie gaat men, bijvoorbeeld, met tegenzin naar fitness, naar het werk, of op familiebezoek omdat de persoon in kwestie zelf vindt dat het ‘moet’ of dat het ‘hoort’. Als daar geen gevolg aan wordt gegeven, dan leidt dat tot schaamte, schuld, of een ander onaangenaam gevoel dat voorkomen kan worden door wèl te gaan.

Naast vormgeving en autonome motivatie, bepaalt de mate van persoonlijke controle of ambitie gezond is. Die controle is zeer beperkt wanneer het behalen van de gewenste uitkomsten wordt afgemeten aan hoe anderen het hebben gedaan. Immers, hoe anderen presteren heb je niet zelf in de hand. Probleem hierbij is dat sociale vergelijkingen ingebakken zitten in het menselijk denken en handelen. Zo zijn sporters vaak ontevreden over hun prestaties als ze hebben verloren, ook al hebben ze een betere tijd gelopen, geschaatst, of gezwommen dan dat ze ooit eerder hebben gedaan. En vaak zijn ze best wel tevreden na een overwinning, ook al hebben ze ruim onder hun eigen kunnen gepresteerd (maar de tegenstander deed het nòg slechter). Wij hebben dit het TOESCI effect genoemd: The Overpowering Effect of Social Comparison Information

Aannemelijk is dat TOESCI automatisch en vaak onbewust optreedt waardoor het afmeten van succes aan prestaties van anderen onvermijdelijk lijkt, wat met name in de sport heel goed zichtbaar en voelbaar is door de publieke en directe confrontaties met tegenstanders. Maar ambitie is gezonder naarmate er daarnaast meer aandacht is voor criteria als persoonlijke vooruitgang en taakbeheersing. Dit zijn criteria waar sporters zelf (meer) controle over hebben, wat bevorderlijk is voor het plezier en zelfvertrouwen op de langere termijn. Daarbij zijn het bouwstenen van winst en verlies die uitnodigen tot nadenken over manieren, acties en strategieën om vooruitgang te boeken, wat vervolgens weer de kans op winnen vergroot. 

Door hun bredere spectrum aan prestatie-indicatoren, kunnen ambitieuze leer- en ontwikkelingsgerichte sporters ook hun teleurstelling en frustratie na een nederlaag beter reguleren en kanaliseren. Immers, van anderen die (nog) beter presteren kun je leren en jezelf verder verbeteren. Zo zegt schaatstalent Joep Wennemars over de rivaliteit met zijn leeftijdsgenoten Tim Prins en Jenning de Boo: “We hebben altijd geweldige battles …. Verlies doet pijn maar werkt ook motiverend om er weer op en over te gaan. Zo gaat het over en weer, al jaren.”

Inderdaad, zo gaat het al jaren, decennia, centennia, millennia ….. Gezonde ambitie is zelfbehoudend, en doet leven.

Verder lezen?

On the value of aiming high: The causes and consequences of ambition – Judge & Kammeyer-Mueller (2012)

A meta-analysis of the dark side of the American dream: Evidence for the universal wellness costs of prioritizing extrinsic over intrinsic goals – Bradshaw et al. (2023)

Having a goal up your sleeve: Promoting a mastery climate in a youth football academy team – Nygaard Rossing et al (2023)

Achievement goals and self-regulation in the sport context – Van Yperen (2021)

The Overpowering Effect of Social Comparison Information: On the misalignment between mastery-based goals and self-evaluation criteria – Van Yperen & Leander (2014)

Video: Think Big – The Power of Ambition

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *