Boos

Sifan Hassan 

Olympisch kampioene Sifan Hassan “… was boos om gemiste wereldtitels in 2015 en 2017. Boos om het moment waarop het nieuws naar buiten kwam dat haar coach Alberto Salazar geschorst is omdat hij dopingreglementen heeft overtreden, namelijk midden in de WK in Doha. Boos om alle vragen die ze daarna kreeg over of ze wel ‘schoon’ liep. Sifan Hassan had haar woorden dagenlang ingeslikt en perste al haar woede eruit in een furieuze, buitenaards snelle race.”

Het is een misverstand dat ‘negatieve’ emoties als boosheid, onvrede en irritatie altijd een negatief effect hebben op sportprestaties. Het voorbeeld van Sifan Hassan illustreert dat een ‘negatieve’ emotie als boosheid ook positief kan uitpakken.

Maar haar geweldige race kan natuurlijk niet uitsluitend worden verklaard door haar boosheid. Immers, de relatie tussen mentale factoren en sportprestaties is bijzonder complex. De kwaliteit van sportprestaties wordt naast emoties als boosheid bepaald door – onder meer – fysieke kenmerken (uithoudingsvermogen, kracht, vorm van de dag), persoonlijkheidskenmerken (zelfbeheersing, zelf-effectiviteit, motivatie), type sport (tennis, rugby, zwemmen, biljarten), en de specifieke context (druk, weersomstandigheden, wedstrijdverloop). 

Zoals we regelmatig in de sportarena’s kunnen aanschouwen, kan het ook faliekant fout gaan als een sporter boos wordt. Tennisser Alexander Bublik, bijvoorbeeld, won in februari 2022 overtuigend zijn eerste ATP titel door in de finale topfavoriet Alexander Zverev in twee sets te verslaan. Precies een jaar later verliep de Open Sud de France in Montpellier voor Bublik minder voorspoedig. In de eerste ronde verloor hij in drie sets van Grégoire Barrère, een relatief onbekende speler. In de tiebreak van de derde set ging Bublik volledig door het lint en sloopte drie rackets in minder dan een halve minuut. Met negatieve emoties op de baan staan, is voor hem overigens geen unieke ervaring. In een interview met L’Equipe in 2020 openbaarde hij: “I hate tennis with all my heart …. I hate every day I have to play it …. I don’t like it …. I only play because of the money.”

Met zo’n houding en instelling is het sowieso een wonder dat hij als tennisser zo ver is gekomen. Als hij als titelverdediger, bovenop zijn chronische weerzin, ook nog een uitschakeling door een op papier mindere speler krijgt te verteren, dan is de overspannen reactie van Bublik beter te begrijpen. 

Als Bublik met meer plezier op de tennisbaan zou staan, dan zou dat zijn sportprestaties wellicht ten goede komen, vooral op langere termijn. Daarom zou je Bublik ongevraagd het advies willen geven om altijd positief te blijven denken: “Als er iets negatiefs gebeurt Bublik, als je verliest, slecht speelt, een fout maakt, of een conflict krijgt met iemand, vergeet het dan zo snel mogelijk, laat het achter je, richt je op de toekomst. Houd de negatieve emoties buiten de deur (“block it out”); richt je op de dingen die wèl goed gaan, waar je plezier aan ontleent. En probeer vooral niet te denken aan dingen die in de toekomst fout zouden kunnen gaan. Met zo’n negatieve houding ben je gedoemd te falen, te verliezen en te mislukken. Kortom, Bublik, probeer te voorkomen dat je boos wordt.”

Op zo’n goed bedoeld advies valt wel het een en ander aan te merken ….

Ten eerste beleven weinig sporters op de allerbelangrijkste momenten ècht plezier aan hun sport. Immers, als je iets heel graag wilt, zoals je kwalificeren, een ronde verder komen, of kampioen worden, dan voelen de meeste sporters vooral spanningdruk en faalangst, met qua intensiteit sterke variaties binnen en tussen personen. In het algemeen is het dan beter om zonder oordeel te accepteren dat zulke emoties en negatieve gedachten er zijn. Als je doelen serieus nastreeft, gaat het consequent buiten de deur houden van negatieve emoties never nooit lukken.

Ten tweede kan boosheid ook motiveren, zoals Sifan Hassan liet zien. Wat goed is voor je welbevinden, is niet noodzakelijkerwijs goed voor het bereiken van je doelen. In competitieverband is het namelijk adaptief om ambitieus, dominant en veeleisend te zijn, een sterke drive te hebben, en hoge standaarden en doelen na te streven. En inherent leidt dat regelmatig tot boosheid, frustratie en onvrede met hoe het gaat. Als je iets nastreeft, dan wil je namelijk iets wat je (nog) niet hebt. Als je tevreden bent met wat je hebt, dan heb je geen doel, geen richting en geen drijfveer meer. Waarom is Max Verstappen zo goed? Onder andere omdat ook hij zijn boosheid vaak weet om te zetten in motivatie, focus en gedrevenheid. Een boze Max Verstappen “… rijdt meestal briljante races en haalt zeer goede resultaten …. vooral als, in zijn ogen, hem onrecht werd aangedaan …. of een gevecht met een rivaal op de baan tot een hoogtepunt kwam. Vader Jos heeft ook al eens gezegd: Als hij boos is kun je hem beter even laten. Vaak is hij ook daarna op zijn best.”

Waarom kan boosheid prestatieverhogend werken?

In tegenstelling tot – bijvoorbeeld – emoties als hopeloosheid en droefheid, is boosheid een ‘activerende’ emotie die het energieniveau verhoogt en de onverzettelijkheid versterkt. De sporter moet dan wel in staat zijn de activatie te kanaliseren richting positieve uitkomsten, ofwel een streefmotivatie weten op te roepen of te versterken. Als (boze) sporters streefgericht zijn, dat wil zeggen, zich richten op de taken die ze moeten doen om hun doel te bereiken, dan zal dat positieve consequenties hebben voor hun prestatieniveau en mentale weerbaarheid. 

Dat klinkt logisch, maar vergeet niet dat boosheid ook de vermijdmotivatie kan versterken. Als boosheid – zoals vaak – het gevolg is van gemaakte fouten, dan is het gevaar groot dat sporters zich vervolgens (nog) meer gaan richten op het vermijden van fouten. Deze nadruk op ‘vermijden’ zal niet bevorderlijk zijn voor je prestatieniveau. Immers, als je iets niet wilt, iets wilt voorkomen, waar richt je je dan op? Je bent dan als een-kip-zonder-kop bezig met het vermijden van fouten. Het is veel effectiever als sporters zich richten op wat ze wèl moeten doen om een positieve uitkomst te bereiken. Voetballers – bijvoorbeeld – die een vrije trap niet in de muur willen schieten (wat een logische gedachte is), moeten vervolgens bedenken wat ze wèl moeten doen om de bal langs, onder of over de muur op het doel te schieten, buiten bereik van de keeper. Dat vergroot de kans dat de bal uiteindelijk niet in de muur belandt, maar tussen de palen. 

De mate waarin boosheid goed is voor het prestatieniveau, verschilt per sport. Met name in sporten waarbij een bepaalde mate van agressie is vereist, en precisie en fijne motoriek minder belangrijk zijn, zoals hardlopen, wielrennen en skiën, kan boosheid faciliterend werken. Boosheid signaleert dat je de activiteit belangrijk vindt en waarde hecht aan goed presteren, en vooral ook dat het op dat moment niet gaat zoals je graag zou willen. Als sporters vervolgens in staat zijn om die boosheid effectief in te zetten, zoals Sifan Hassan en Max Verstappen, dan zal dat niet alleen hun prestaties ten goede komen. Onderzoek van collega’s Maya Tamir en Brett Ford herbevestigde dat positieve emoties mensen gelukkig maken. Maar zij lieten daarbij zien dat de meest gelukkige mensen ook in staat zijn om negatieve emoties in hun voordeel te gebruiken, bijvoorbeeld door extra energie in de strijd te gooien, meer druk te zetten, slimmer te handelen, of geconcentreerder te werk te gaan.

Sporters hoor je vaak zeggen dat ze meer leren van nederlagen en faalervaringen dan van overwinningen en successen. Een nederlaag en de daarmee gepaard gaande negatieve emoties wijzen sporters op hun tekortkomingen, op wat nog beter kan. Ambitieuze sporters balen van hun tekortkomingen en willen méér, beter, sneller, hoger, verder. De mix van mentale factoren als boosheid, ambitie, zelfregulatie en overtuiging stimuleert hen om na te denken over hoe in de toekomst gemaakte fouten en faalervaringen kunnen worden voorkomen. Het vergroot de bereidheid om na te denken over negatieve ‘what if’ scenario’s, om strategieën te bedenken en uit te werken die oplossingen kunnen bieden voor als het niet gaat zoals zij graag zouden willen, om na te denken over hoe zij ongewenste ontwikkelingen kunnen voorkomen en tegenslagen kunnen overwinnen.    

Boosheid en ‘negatief denken’ kunnen zodoende helpen om beter te worden. Als daarentegen uitsluitend ‘positief denken’ de norm is, dan worden deze kansen mogelijk niet benut. Sporters vervallen dan eerder in hoop en wensdenken: “Het komt allemaal wel goed”, of “Volgende keer gaat het vast wel beter.” In het algemeen niet de beste mindset om te leren en vooruitgang te boeken.

Het accepteren, toelaten en benutten van boosheid moet natuurlijk niet doorslaan in negativisme, in verwachtingen dat “Het toch niks wordt”, in onzekerheid. Vooral vlak voor een belangrijke wedstrijd is het belangrijk om het zelfvertrouwen, de zelf-effectiviteit en streefgericht denken te versterken. Self-Talk, of een Pep Talk door een coach, kunnen daarbij helpen. Maar dat moet wel ergens op zijn gebaseerd, zoals de arbeid die is verricht om beter te worden, (superieure) technische vaardigheden, of de tactieken die zijn bedacht en uitgeprobeerd. Vaak zijn dat nou net de produkten van ‘negatief denken’ in de voorbereidings- en trainingsperiode. Je was toen boos, ontevreden en gefrustreerd omdat je, bijvoorbeeld, wedstrijden had verloren, omdat je tekort kwam ten opzichte van je tegenstander, omdat je (onnodige) fouten had gemaakt, omdat je conditioneel tekort schoot, omdat je de kracht voor een sterk eindschot miste, omdat je even wat minder geconcentreerd was, of omdat je wist dat je nòg beter kon.

Om optimaal aan een volgende wedstrijd te beginnen, bedenk je (samen met je trainer) ruim van te voren hoe je beter, sterker en doelgerichter kunt worden, en hoe je het best om kunt gaan met je tekortkomingen, hiaten en zwakke punten. Mogelijk vind je de oplossing in je sterke punten, door die optimaal te benutten. Tennissers, bijvoorbeeld, benutten hun snelle voetenwerk en ijzersterke voorhand om ‘om hun backhand heen te lopen’. Maar dat lukt natuurlijk niet altijd (= ‘negatief’ denken). Als je dat onderkent, dan kun je je ook voorbereiden op zulke situaties (“Ik speel dan een lage slice, of plaats de bal hoog tegen de achterlijn”). 

Maar ook als je wint, beter bent dan anderen en fysiek en mentaal top bent, is het belangrijk om te (blijven) anticiperen op dingen waar je boos om wordt, op wat mis kan gaan, op mogelijke fouten. Dat beschermt je tegen zelfoverschatting en arrogantie. Positieve gedachten als “Wat ben ik goed’ en “De volgende wedstrijd win ik ook wel” zijn geen goede vervangers van het harde werken wat je eerder hebt gedaan, en moet blijven doen, om de concurrentie voor te blijven. Het voorbereid zijn op mogelijke negatieve scenario’s houdt je scherp en bij de les, motiveert om te blijven oefenen, en voorkomt dat je succes als ‘vanzelfsprekend’ gaat beschouwen.

Boosheid en negatief denken zijn dus niet weg te denken uit de positieve psychologie die zich primair bezig houdt met wat je graag zou willen bereiken, en welke emoties, gedachten en eigenschappen je kunt inzetten om dit waar te maken.

Verder lezen?

Top Dog: The science of winning and losing – Bronson & Merryman (2013)

Toward a theory of emotions in competitive sports – Jekauc et al (2021)

Examining emotional tool use in daily life – Weidman & Kross (2020)

Should people pursue feelings that feel good or feelings that do good? Emotional preferences and well-being – Tamir & Ford (2012)

When getting angry is smart: Emotional preferences and emotional intelligence – Ford & Tamir (2012)

When anger motivates: Approach states selectively influence running performance – Giles et al (2020)

Perceived impact of anger and anxiety on sporting performance in rugby players – Robazza & Bortoli (2007)

Getting angry when playing tennis: Gender differences and impact on performance – Monaci & Veronesi (2019)

Video: Blije én boze Hassan

https://nos.nl/video/2304863-blije-en-boze-hassan-laten-zien-dat-ik-een-schone-atlete-ben

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *