Plezier

Simone Biles, beste turnster aller tijden, tijdens de olympische spelen van Tokio: “Ik heb altijd plezier en voel me altijd goed voor een wedstrijd of toernooi. Maar vandaag niet: “I was like: no, the mental’s not there.” Daarom moet ik vandaag voor mezelf kiezen en trek ik me terug uit de landenwedstrijd.”

Is plezier in de sport zo belangrijk?

Ja, plezier in de sport is heel belangrijk. Plezier hebben in je sport betekent dat je het leuk vindt om te doen, dat je er lol in hebt, dat je graag traint, dat je het leuk vindt om beter te worden in je sport, dat je het leuk vindt om nieuwe dingen te leren, mooie acties uit te proberen, je grenzen te verleggen. 

En als je dat niet meer hebt, weten we allemaal ook uit eigen ervaring, dan is de kans heel groot dat je ermee ophoudt. Zo laat onderzoek consistent zien dat gebrek aan plezier de belangrijkste reden is voor uitval van (jeugd)sporters. Maar ook voor het leveren van prestaties is plezier van groot belang. Waarom zou je tijd, moeite en energie willen steken in een activiteit die je niet echt leuk vindt? En als je niet traint en oefent, wordt je ook niet beter, en kun je goede prestaties (op langere termijn) vergeten.

Uit bovenstaand citaat van Simone Biles blijkt dat ook voor optimaal getrainde topsporters plezier blijkbaar een belangrijke voorwaarde is om goed te presteren. Het probleem is echter dat weinig topsporters op de allerbelangrijkste momenten ècht plezier beleven aan hun sport. Immers, als je iets heel graag wilt, zoals je kwalificeren, olympisch goud halen, of kampioen worden, dan voelen de meeste topsporters vooral spanning, druk en faalangst, met qua intensiteit sterke variaties binnen en tussen personen. 

Dus dat Simone Biles haar plezier (even) kwijt was, is niet heel bijzonder. Wel uniek was dat ze zich terugtrok uit de landenwedstrijd en zich later eveneens afmeldde voor de individuele meerkampfinale en toestelfinales, met uitzondering van de balk (met brons als uitstekend resultaat, gezien de situatie). Over haar specifieke redenen kunnen we alleen maar speculeren, maar meer in het algemeen zijn er diverse oorzaken voor gebrek aan plezier en motivatieproblemen, en bijna altijd spelen meerdere factoren tegelijkertijd een rol. Eén belangrijke oorzaak in de sportcontext is het gevoel tekort schieten of een gebrek aan vertrouwen in je eigen capaciteiten om de gewenste prestatie(s) te leveren. 

Maar hoe kan Simone Biles, de beste turnster aller tijden, het gevoel hebben dat haar capaciteiten tekort schieten? Ze is toch de allerbeste en heeft allesbehalve een gebrek aan turncapaciteiten? Inderdaad, ze is de allerbeste, maar de allerbesten stellen vaak ook de allerhoogste eisen aan zichzelf. Daarbij denken, voelen en merken ze dat ook anderen (zoals familie, officials, supporters, pers) torenhoge verwachtingen hebben. Absolute topatleten als Simone Biles mogen niet, kunnen niet en zullen niet verliezen. Alleen goud is goed genoeg, alleen de beste uitvoering is goed genoeg, alleen de perfecte oefening is goed genoeg. Bij zo’n verwachtingspatroon kan zelfs Simone Biles het gevoel hebben dat ze dat niet gaat redden, waardoor een onbalans tussen lichaam en geest kan ontstaan, wat in het turnen twisties wordt genoemd.

Daaraan gerelateerd kan het gevoel van autonomie en zelfbeschikking zijn aangetast, wat eveneens het plezier vergalt. Topsporters kunnen het gevoel ontwikkelen dat ze zelf niet meer kunnen beslissen wat, wanneer, waar en hoe ze trainen, spelen, eten, slapen, en competitief actief zijn. Een recent Nederlands voorbeeld is wielrenner Tom Dumoulin die aangaf dat hij “…. zichzelf was vergeten. Wat wil ík nou? Wil ik nog wel wielrenner zijn?” Om daarachter te komen, lastte hij in januari 2021 een carrièrepauze in voor onbepaalde tijd. Zo’n vijf maanden later pakte hij de draad weer op, met als concreet doel de olympische tijdrit, met uiteindelijk een fantastische uitkomst: zilver. Enkele dagen voor de tijdrit had hij al het besluit genomen om z’n wielerloopbaan voort te zetten. Ondertussen heeft hij zijn motivatie teruggevonden omdat “… hij van zijn ploeg wat meer vrijheid krijgt zelf zijn route te bepalen. Er is de toezegging dat het voortaan ook wat ‘losser’ blijft …. en dat hij weer meer regie over zijn doelen krijgt.”

Vooral tijdens de COVID19 pandemie hadden sporters, net als iedereen, last van het gebrek aan autonomie. Selena Piek, badmintonspeelster over de “verplichte” toernooien voorafgaande aan de olympische spelen van Tokio: “Alleen alle reis- en quarantaineproblemen voor elk toernooi al; elke keer alle juiste documenten krijgen voor elk land, daar had ik een extra dagtaak aan. Daarna is de eenzaamheid op die kamer voor elk toernooi heel zwaar. Je moet binnenblijven, dus je kunt twee weken niet trainen. En dán moet je meteen het toernooi spelen. Het was compleet gekkenwerk.”

In haar verklaring voor haar terugtreden zei Simone Biles hierover: “It’s been really stressful, this Olympic Games. I think just as a whole, not having an audience, there are a lot of different variables going into it. It’s been a long week, it’s been a long Olympic process, it’s been a long year. So just a lot of different variables, and I think we’re just a little bit too stressed out. But we should be out here having fun, and sometimes that’s not the case.”

Maar er waren meer redenen waarom Simone Biles het – in haar eigen woorden – mentaal niet op orde had in Tokio. Ze is een adoptiekind van een drugverslaafde moeder en één van de slachtoffers van Larry Nassar, de veroordeelde arts van de Amerikaanse turnbond die tientallen minderjarige meisjes seksueel misbruikte. En net als vele andere topturnsters is ze slachtoffer van de turncultuur van onderdanigheid en tirannie. 

Onder de bijzondere prestatiedruk van de olympische spelen kan zo’n compilatie van factoren tot een negatieve climax leiden. Het wordt dan allemaal teveel waardoor “mind and body are not in sync” en de sporter de coördinatie, focus en concentratie kwijt is. Volgens de Nederlandse oud-turnster Céline van Gerner is dat met name voor een turnster te risicovol, te gevaarlijk: “Wie niet fris in het hoofd is, moet niet de sprongoefening in het turnen maken.”


Simone Biles lijkt dus een wijs en moedig besluit genomen te hebben, maar de discussie zal blijven gaan over de vraag in hoeverre discomfort, spanning, stress, druk, zenuwen en extreme verwachtingen moeten worden gezien als onvermijdelijk onderdeel van de topsport, en wanneer de grens is bereikt. Het lijkt voor de hand liggend dat uiteindelijk alleen de topsporter zelf daar over gaat. Echter, er zijn legio voorbeelden waarbij de topsporter een zetje nodig had van de coach om over de aversie, de enorme prestatiedruk heen te komen “…. to put the fight on the court and to have a chance to win”. Daar staat tegenover dat sporters niet zelden tegen zichzelf in bescherming moeten worden genomen omdat ze te ver dreigen te gaan en forse fysieke of mentale schade aan zichzelf toebrengen. Een voorbeeld is wijlen Kobe Bryant, vijfvoudig NBA kampioen, die nog even twee vrije worpen nam met een gescheurde achillespees, veel te snel zijn rentree maakte, daardoor zijn linkerknie brak en hij zijn carrière moest beëindigen.

Sowieso is het verstandig om met sporters van tevoren scenario’s door te nemen en uitgangspunten en beslisregels vast te stellen: Als dit, dan dat. Maar die scenario’s moeten vooral ook worden gebruikt om negatieve uitkomsten voor te zijn, door mentale vaardigheden en routines te ontwikkelen om de spanning en verwachtingen te accepteren en de focus zo snel mogelijk weer op de taak te krijgen. Immers, specifiek voor de sportcontext is dat sporters de competitie, de prestatiedruk en de spanning vrijwillig opzoeken waardoor er in de sport meer nadruk ligt op individuele zelfregulatie. In de werk- en onderwijscontext – bijvoorbeeld – is prestatiedruk meestal een ongewild bijproduct. Daar ligt dan ook relatief meer nadruk op collectieve en organisatorische maatregelen om de werk- of studiedruk structureel te verlagen.

Hoe dan ook, het besluit van Simone Biles, maar bijvoorbeeld ook de recente documentaires van tennisster Naomi Osaka en zwemmer Michael Phelps, heeft ons geleerd dat nu ook in de topsport veel meer wordt geaccepteerd dat het OK is om niet OK te zijn. Het belang daarvan voor de mentale gezondheid van de topsporter mag niet worden onderschat.

Meer lezen?

Focus, vertrouwen, veerkracht en andere mentale aspecten van sport en presteren – Van Yperen (2021)

Mental health in elite athletes – International Olympic Committee consensus statement (2019)

The fun integration theory: Toward sustaining children and adolescents sport participation – Visek et al. (2015)

A systematic review of dropout from organized sport among children and youth – Crane & Temple (2015)

Video:

It’s OK to not be OK: What top athletes have said about mental health in sport 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *