De afgelopen drie jaar won schaatser Patrick Roest bijna alle 5 kilometer races waar hij aan de start verscheen, behalve wanneer het een Wereldkampioenschap Afstanden betrof. Drie jaar op rij greep hij naast het WK goud. Zijn commentaar na zijn laatste poging in Heerenveen: “Wat pijn doet is dat je weet dat je beter kunt”. Met andere woorden, verliezen van een ander is buitengewoon vervelend, maar wat nog meer pijn doet, is verliezen van jezelf.
In de sport strijd je tegen anderen, maar misschien wel vooral tegen jezelf. Zelfs na een overwinning op anderen kunnen sporters ontevreden zijn met hun prestatie omdat ze voor hun gevoel ergens wat hebben laten liggen. Zo was de eerste reactie van zwemster Ranomi Kromowidjojo na haar gouden race op de Olympische Spelen in Londen (2012): “Ik heb niet goed gezwommen”. Na zijn gouden 1.000 meter race tijdens de Wereldkampioenschappen Afstanden in Heerenveen (2021), reageert schaatser Kai Verbij: “…. ik heb veel fouten gemaakt …. ondanks fouten win je dan wel, maar goed, je wilt liefst gewoon dik harder rijden, foutloos …. Ik ben zoveel snelheid kwijtgeraakt in die twee binnenbochten ….”.
Nu kun je dit afdoen als ongepast perfectionisme of aanstellerig diva-gedrag, maar om steeds beter te worden is dit soort realistische zelf-reflecties een conditio sine qua non. Bij mentaal sterke topsporters ligt de focus in eerste instantie op de prestatie zelf, op de tijd, de hoogte, de afstand, de effectiviteit. Immers, dat kun je zelf beïnvloeden, niet de prestaties van je tegenstanders die mede de uitslag bepalen. En als de beoogde tijd, hoogte, afstand, of effectiviteit tegenvalt, dan zijn sporters (enigszins) teleurgesteld. Dit zal vooral het geval zijn als tevens het punt of de wedstrijd wordt verloren, zie Patrick Roest.
Zeker op grote evenementen als de olympische spelen, wereldkampioenschappen en grand slam toernooien willen sporters uit zichzelf halen wat erin zit, en het liefst boven zichzelf uitstijgen. Het is buitengewoon knap als sporters erin slagen om onder druk hun perfecte race te realiseren, ofwel hun prestatieverlies tot nul te reduceren. Maar ook al word je wereldkampioen, er gaat altijd wel iets mis (zie Kai Verbij), bijvoorbeeld een kleine misslag, een aarzeling of balansverstoring, een suboptimale opening, een gemiste kans, of een tactisch foutje. Vaker nog gaan er meerdere dingen tegelijkertijd of achtereenvolgens mis, of ontbreekt de vorm van de dag. Daar baal je van, omdat je weet dat je zoveel beter kunt.
Als sporters van anderen verliezen, kunnen ze nog cognitief ontsnappen door (al dan niet terecht) te wijzen op de verschillen, zoals de superieure kwaliteiten van hun tegenstanders, de betere omstandigheden waaronder hun tegenstanders hebben kunnen trainen, de betere faciliteiten waarvan zij gebruik hebben kunnen maken, etc. Maar verliezen van jezelf is veel eenduidiger. Er is nauwelijks (cognitief) ontkomen aan, excuses zijn ongeloofwaardig. Immers, jouw eigen eerdere prestaties zijn de standaard, en de trainings- en wedstrijdomstandigheden zijn jou volledig bekend en daardoor goed met elkaar te vergelijken.
In verschillende experimenten, bijvoorbeeld, hebben we de deelnemers gevraagd een voor hen belangrijke en relevante taak uit te voeren. Vervolgens hebben we de deelnemers gevraagd de taak nogmaals te doen, maar nu met een doel voor ogen. Vier groepen deelnemers kregen ieder een eigen doel: (1) het beter te doen dan anderen, (2) het niet slechter te doen dan anderen, (3) het beter te doen dan de eerste keer, of (4) het niet slechter te doen dan de eerste keer. In deze experimenten vonden we consistent dat de deelnemers die er naar streefden om het niet slechter te doen dan de eerste keer (groep 4), minder vooruitgang boekten dan de deelnemers met een ander doel (groep 1-3). Ander onderzoek suggereert dat een focus op het niet slechter willen doen dan de vorige keer, relatief sterke negatieve fysieke en mentale reacties oproept. Je wordt natuurlijk ook niet blij van een mogelijk vooruitzicht op ondubbelzinnige feedback dat je de taak slechter hebt gedaan dan de vorige keer, onder vergelijkbare omstandigheden. Dan is er maar één plausibele verklaring voor de mindere prestatie: eigen falen. En dat doet pijn en wil je dus voorkomen. Maar wanneer het voorkomen of vermijden van verliezen van jezelf je gedachten domineert, dan wordt de kans alleen maar groter dat het wél gebeurt.
Niet voor niets wordt vaak gezegd dat het moeilijker is om aan de top te blijven dan om er te komen, of dat het moeilijk is om een toernooi te winnen, maar nog moeilijker om je titel te verdedigen, of dat een jeugdsporter niets te verliezen heeft en onbevangen de strijd aan kan gaan, terwijl de ervaren sporter alles al eerder heeft meegemaakt, inclusief overwinningen onder soortgelijke omstandigheden. In hetzelfde interview merkt schaatser Kai Verbij hierover op: “Weet je, het is heel mooi om voor de tweede keer wereldkampioen te worden …. één keer worden is al lastig, maar twee keer worden is lastiger ….”.
Hoe ga je als sporter effectief om met de druk om niet van jezelf te verliezen?
- Net als vergelijkingen met anderen, kunnen vergelijkingen met vorige versies van jezelf worden gebruikt als inspiratiebron. Wat ging er zo goed? Wat kan beter? Wat moet je zien te voorkomen? Hoe? Een logboek kan daarbij helpen. Als je nauwgezet hebt bijgehouden wat je toen hebt gedaan en gelaten, dan is dat belangrijke input voor het formuleren van nieuwe proces- of taakdoelen. Dit soort doelen heeft betrekking op hoe je je prestatiedoel (“Opnieuw kampioen worden”) wilt gaan realiseren. Procesdoelen betreffen de training en voorbereiding (zoals trainingsschema’s en voeding) en de wedstrijd zelf (zoals race-indeling, technische uitvoering en wedstrijdmentaliteit). Richt je daarbij op wat je moet doen (streefdoel), en niet op wat je niet moet doen (vermijddoel). Als je je streefgerichte procesdoelen goed uitvoert, dan presteer je uiteindelijk even goed, of beter, dan de vorige keer.
- Deze procesdoelen zijn achteraf ook je evaluatiecriteria, dus niet (exclusief) het eindresultaat. Dit betekent overigens niet dat sporters de pijn van een negatieve evaluatie kunnen voorkomen. Immers, als je je voorgenomen taken niet goed hebt uitgevoerd, als je weet dat je beter had gekund, dan zal het gevoel dat je van jezelf hebt verloren domineren. Maar sporters die zichzelf evalueren op basis van hun procesdoelen, halen niet alleen de druk van het eindresultaat af; ze weten achteraf ook beter waaraan ze moeten werken om het de volgende keer beter te doen.
- Als het tijdens de wedstrijd, race of strijd niet lekker gaat, dan zullen gedachten door je hoofd schieten als (netjes geformuleerd): “Het gaat niet vandaag”, “Gaat m’n titel”, of “Hoe kan dit?” Dat is normaal, en niet te vermijden. Bereid je daarop voor, accepteer dat je dit soort negatieve gedachten hebt (ook als het relatief goed gaat), en pas het 3R-model toe: Registreer je afleidende gedachten, laat ze vervolgens los (“Release”), en Re-focus je op je procesdoelen.
Verliezen van jezelf doet pijn, maar het gebeurt, en wellicht vaker dan je lief is. Wil je dit niet meer meemaken? Ga dan onder een steen liggen, en kom er niet meer onderuit.
Meer lezen?
The influence of mastery-avoidance goals on performance improvement – Van Yperen et al. (2009)
Video:
Bokskampioen Anthony Joshua demonstreert hoe je onvermijdelijk van jezelf verliest